Het leven van een student geschiedenis bestaat uit jaartallen stampen en het leren schrijven van een correct historisch betoog. Het blauwe boekje Zoeken en schrijven van P. de Buck, dient daarbij als leidraad: en moet dan ook door iedere student verplicht worden aangeschaft. De Buck pleit in zijn boekje voor een goede planning, een onderzoekende grondhouding, correcte spelling, het volgen van vaste structuren en vooral voor een heldere en complete bronvermelding. Een goed historisch betoog moet voldoen aan ‘de eis van controleerbaarheid’, anders is het schrijfsel waardeloos en zelfs niet te gebruiken. [1. P. De Buck e.a. Zoeken en schrijven. handleiding bij het maken van een historisch werkstuk, (Baarn 1992), 89.] Dit betekent voor de nieuwbakken historicus oefenen, oefenen en nog eens oefenen in het correct annoteren, controleren en citeren.
De drang naar controle en een correcte bronvermelding lijkt na een vierjarig studietraject aardig vanzelfsprekend. Helaas ontdekte ik afgelopen week, dat de grondbeginselen van P. de Buck buiten de historische wereld, nog niet geheel bekend zijn. Mijn column ‘Nieuw op het Binnenhof’ (waarin ik een aantal scherpe observaties over mijn werkplek optekende) besloot ik – na enkele aardige reacties – aan te bieden aan het personeelsblad van mijn bedrijf. De redactie belde mij op, vond het stukje interessant en wilde het plaatsten. Er moesten echter wel wat zaken worden veranderd, voordat het stuk zou kunnen worden gedrukt. Een redactrice ging daarom met de column aan de slag. Uiteraard mocht ik de wijzigingen goedkeuren voordat het geheel richting de drukker zou gaan.
Ik ontving enkele uren na het telefoongesprek de herschreven column en zag tot mijn verbazing dat alle scherpe randjes van het stuk waren afgehaald – de redacteur had met ‘pijn in haar hart’ moeten schrappen -. Mijn kritische noot over het archaïsche ambtenarenuniform, zou wat gevoelig kunnen liggen en daarom had de redactrice besloten het slot ‘gewoon maar weg te laten’. Ik hoefde mij daar trouwens geen zorgen over te maken, want ‘de lezer zou het écht niet missen’. Het blaadje was trouwens ook meteen maar naar de drukker gestuurd, want tja, iedere redactie heeft nu eenmaal met een deadline te maken…
En nu sta ik daar, braaf en breedlachend – jawel er is ook een foto gemaakt – op de achterkant van een (in Den Haag ) breed gelezen personeelsblad. Ik vind mijn nieuwe baan ‘gewoonweg geweldig en schreeuw het van de daken!’. Misschien zijn er fractiemedewerkers, ambtenaren, ministers of staatssecretarissen die zich afvragen wie deze ó zo vlijtige en attente nieuwe werknemer is? Mogelijk hebben zij mij zelfs stiekem even gegoogeld. Ik hoop dat ze dan doorklikken naar de originele column en constateren dat ik mijn baan inderdaad erg leuk vind, maar dat ik wel ietsje meer kan, dan lief lachen en schattige stukjes tikken. Ik heb Zoeken en schrijven van P. de Buck namelijk wél gelezen…
Één Reactie
Jammer zeg, sommige mensen mogen waar jij werkt alles zeggen en jij mag niet eens de pakjes becommentariseren… Het is en blijft een goede column!